Vakantietijd is boekentijd. In de bladen, op Twitter, overal wordt gesproken over welke boeken er mee moeten op vakantie, als extra kilo’s in de koffer of, wanneer je liever licht reist, op de moderne e-reader.
Een paar mooie en vermakelijke reisboeken wil ik jullie niet onthouden:
- De kunst van het reizen (The Art of Travel) van Alain de Botton is een heerlijk geschreven kijk op het reizen van vroeger en nu.
- De Reisromans van Adriaan van Dis, over zijn reizen naar o.a. China en Afrika.
- Vliegen zonder vleugels; een spirituele trektocht door het Verre Oosten, van Tiziano Terzani. Niet zo zweverig als het klinkt, maar met mooie verhalen over de Orient.
- Brieven, dagboeken en verhalen van Isabelle Eberhardt, een van de eerste vrouwelijke reizigers, die een prachtig beeld schetst van het reizen rond 1900.
- No shitting in the toilet van Peter Moore. ‘Een gids voor reizigers die alles al een keer hebben meegemaakt en toch niet kunnen wachten totdat ze weer met hun rugzak op stap kunnen. Maar ook een ideale reisgids voor mensen die nooit op reis gaan. In dit boek kunnen ze lezen waarom ze ooit dat wijze besluit hebben genomen.’
- Niet-al-te-snuggere reizigsters; humoristische reiservaringen, door Rosemary Caperton en anderen. ‘De schrijfsters onthullen hun strijd tegen kruimeldieven en jungle-overstromingen, kribbige beren en gestoorde kalkoenen, woedende menigtes en temperamentvolle nudisten.’
- Korte ontmoetingen; verhalen over liefde, seks en reizen. ‘Hartstochtelijke vakantieliefdes.’
Het fijne van de meeste van deze boeken is dat ze ‘hapklare brokken’ bevatten. Vaak zijn het korte verhalen of fragmenten, waardoor je ze makkelijk tussen de vakantie-uitjes door leest, zonder de draad kwijt te raken.
Ten slotte wil ik nog even schaamteloos mijn eigen reisverhalen onder de aandacht brengen, voor wie ze nog niet kent. Ik ben een aantal jaren achter elkaar naar Birma geweest en dit land, en vooral de mensen, hebben een diepe indruk bij me achtergelaten.
Mijn eerste boek, Het masker van thanaka, is een reisgidsachtige beschrijving van alles wat ik gezien heb als toerist, met op de achtergrond mijn reserves ten aanzien van het dictatoriale regime. Maar het gaat ook over mijn ontmoetingen met de mensen, die zo gastvrij waren als mogelijk is in een land waar niets mag.
Mijn huis in Mandalay is een vervolg op het het eerste boek, maar is persoonlijker en gaat verder in op mijn ontmoeting met en mijn liefde voor een fietstaxichauffeur. Een nagenoeg onmogelijke relatie, want afgezien van het feit dat je je affectie in Birma niet openlijk mag tonen, wisten we dat we geen toekomst samen hadden. Het is een prachtige herinnering aan een tijd waaruit we beiden hebben gehaald wat erin zat.
Meer leestips zijn natuurlijk welkom.
Ik wens jullie een fijne zomer en veel leesplezier!