Stijloefening in de geest van de grote schrijvers.
In het kader van de boekenweek wil ik jullie trakteren op een aardig stukje of twee (enige zelfspot is mij niet vreemd). De boekenweek draait om al dan niet lezende lezers – ik heb eens gehoord dat er meer boeken worden verkocht dan daadwerkelijk gelezen, dat er werkelijk mensen zijn die alleen boeken hebben als opvulling van de boekenkast en om intellectueel over te komen – en al dan niet gelezen schrijvers. Op internet, in een reactie van een jaar geleden, las ik dat er ruim 200 levende Nederlandse schrijvers zijn die gepubliceerd hebben met een ISBN-nummer. Dat lijkt weinig, maar veel manuscripten worden nooit uitgegeven en veel mensen schrijven alleen voor zichzelf of hun directe omgeving. In eigen beheer uitgeven wordt steeds eenvoudiger en goedkoper, en ook dat levert veel (minder gelezen) literatuur en lectuur op.
In de opleiding Literair Vertalen, die ik vorig jaar afrondde, zaten ook lessen Nederlands, want het geeft natuurlijk geen pas als je vertaalde tekst vol fouten zit. Een paar spelling- of grammaticafouten kan een redacteur er nog wel uithalen, maar een goede vertaler is ook een goede taalkundige (klinkt logisch, maar er zijn veel amateurvertalers die hun eigen taal slecht beheersen). En ook stijlfouten zijn ongewenst.
Een oefening die we tijdens die lessen af en toe kregen, was het schrijven in de stijl van een grote Nederlandse schrijver, zoals Multatuli, Hermans of Couperus. Vandaag hier mijn interpretatie van Multatuli’s Max Havelaar.
Schrijven gelijk ener schrijver (naar Max Havelaar van Multatuli)
Er is mij gevraagd, waarde lezer, een tekst te produceren die enige gelijkenis vertoont met de woordkunsten van de befaamde schrijver Multatuli. Dit brengt mij tot een beschouwing van het nut van zulk een stijl, want hadden niet verscheidene mijner docenten erop gewezen dat gij, lezer, de voorkeur geeft aan literatuur in een voor u genoeglijk leesbare trant? Is mij niet op het hart gedrukt dat heden ten dage lagere registers geprefereerd worden boven hogere? En had niet iemand mij medegedeeld dat jonge lieden een boekwerk met archaïsche teksten al ras terzijde leggen?
Gaarne zou ik in staat zijn mijn gehele ziel aan u te geven in een taal die bewondering oogst of verbazing bewerkstelligt. Maar ik kan en zal nooit schrijven als een oude, of modernere, literaire meester. Ik pretendeer niet de kunst te beoefenen van de Multatuli’s, de Couperussen, en zelfs de Reves. Nooit zal ik mij publiekelijk blootgeven met een vaardigheid die ik niet beheers en aldus het gevaar lopen bespot en veracht te worden.
Schreef niet Eduard Douwes Dekker zelf, via het personage van Batavus Droogstoppel, makelaar in koffie en wonende op de Lauriergracht no. 37, dat een ‘schrijver ijdel is als… een man’? Wanneer men zijn schrijfsels bekritiseert, voelt hij zich in het diepst van zijn hart gekrenkt . Hij zal het zich geenszins laten aanleunen en u altoos negeren, dan wel in toorn ontsteken en u menig onaangename gesteldheid toewensen. In de gunstigste situatie zal hij u als incompetent en onkundig beschouwen en u wellicht deze ignorantie vergeven.
Wanneer ge echter blijk geeft van waardering, ja zelfs dankbaarheid, voor de penne(n)roerselen der auteur, zal hij u in datzelfde hart voor immer sluiten en hebt ge in hem een vriend voor het leven.
Volgende keer W.F. Hermans…