Schrijven als W.F. Hermans

Stijloefening in de geest van de grote schrijvers

Hier is, met het oog op de boekenweek, het vervolg op mijn stukje als vrije schrijver in de stijl van Max Havelaar. Vandaag bied ik jullie mijn interpretatie van een van W.F. Hermans’ bekendste romans, Nooit meer slapen.

Nooit meer roken (naar Nooit meer slapen van W.F. Hermans)

De zon staat recht boven me. Slaat me op mijn kop. In mijn nek. Stomme sigaretten. Ik was gestopt. Waarom begon ik weer? Ik wilde reizen. Actie. Avontuur. Niet roken.
Mijn vrienden lopen ver voor me. Zijn ze nog vrienden? Allemaal betere klimmers dan ik. Stuk voor stuk niet-rokers. Ik wil gaan zitten. Liggen. Niet meer opstaan. Hier blijven. In de Andes worden achtergelaten. Laat mij maar. Ik wil niemand ophouden. foto: Cora Bastiaansen
Halverwege naar de top staat een houten hutje met een bank. Ik sleep mij erheen en plof neer op de plek die onmiddellijk voor mij wordt vrijgemaakt. Daar heb je haar eindelijk. Arme ziel. Nou, eigen schuld eigenlijk. Maak maar wat ruimte. Als ik zit, barst ik in huilen uit. Bah, dat mocht niet. Geen zwakheid tonen. Je hebt dit zelf gewild. Je doet het jezelf aan. En de rest.

4000 meter. Toch is er weer lucht. Ik kom langzaam tot leven en haal mijn rugzak leeg: fles met een bodempje water, drop, afvalzakjes, rol wc-papier, rood etui met wit kruis, aansteker, sigaretten. Zal ik… Nee! Water moet je hebben. Zou Judith… Durf ik…

De middag kruipt voorbij, de zon lijkt steeds hoger te staan. Het is alsof hij zich verwijdert van de bergtoppen om zich niet te prikken aan de scherpe punten. Het is warmer dan ik had verwacht. Mooier ook. Een spectaculair stilleven, hartveroverend maar ook wreed. Langs het ruwe bruin en grijs zweeft een condor, de heilige vogel van de Inca’s. Zijn vleugels draaien zoekend naar de warme lucht. Hoe laat zou het hier donker worden? Zouden de reuzen om ons heen het licht al vroeg opslokken?
Nog een uurtje lopen, wordt me gezegd als om te troosten, dan zijn we bij onze slaapplaats. Wat zullen ze blij zijn dat ze me niet meer op sleeptouw hoeven te nemen. Het blok aan de benen, kortademig, futloos.

Wiña Wayna bereikt. Een bed uitgezocht. Met vijftien onbekenden op een zaal. Geen plekje om me te verschuilen, behalve in de duisternis, die nu snel valt. Zou ik hier mogen roken?

Schrijven als Multatuli

Stijloefening in de geest van de grote schrijvers.

In het kader van de boekenweek wil ik jullie trakteren op een aardig stukje of twee (enige zelfspot is mij niet vreemd). De boekenweek draait om al dan niet lezende lezers – ik heb eens gehoord dat er meer boeken worden verkocht dan daadwerkelijk gelezen, dat er werkelijk mensen zijn die alleen boeken hebben als opvulling van de boekenkast en om intellectueel over te komen – en al dan niet gelezen schrijvers. Op internet, in een reactie van een jaar geleden, las ik dat er ruim 200 levende Nederlandse schrijvers zijn die gepubliceerd hebben met een ISBN-nummer. Dat lijkt weinig, maar veel manuscripten worden nooit uitgegeven en veel mensen schrijven alleen voor zichzelf of hun directe omgeving. In eigen beheer uitgeven wordt steeds eenvoudiger en goedkoper, en ook dat levert veel (minder gelezen) literatuur en lectuur op.

In de opleiding Literair Vertalen, die ik vorig jaar afrondde, zaten ook lessen Nederlands, want het geeft natuurlijk geen pas als je vertaalde tekst vol fouten zit. Een paar spelling- of grammaticafouten kan een redacteur er nog wel uithalen, maar een goede vertaler is ook een goede taalkundige (klinkt logisch, maar er zijn veel amateurvertalers die hun eigen taal slecht beheersen). En ook stijlfouten zijn ongewenst. Max Havelaar
Een oefening die we tijdens die lessen af en toe kregen, was het schrijven in de stijl van een grote Nederlandse schrijver, zoals Multatuli, Hermans of Couperus. Vandaag hier mijn interpretatie van Multatuli’s Max Havelaar.

Schrijven gelijk ener schrijver (naar Max Havelaar van Multatuli)

Er is mij gevraagd, waarde lezer, een tekst te produceren die enige gelijkenis vertoont met de woordkunsten van de befaamde schrijver Multatuli. Dit brengt mij tot een beschouwing van het nut van zulk een stijl, want hadden niet verscheidene mijner docenten erop gewezen dat gij, lezer, de voorkeur geeft aan literatuur in een voor u genoeglijk leesbare trant? Is mij niet op het hart gedrukt dat heden ten dage lagere registers geprefereerd worden boven hogere? En had niet iemand mij medegedeeld dat jonge lieden een boekwerk met archaïsche teksten al ras terzijde leggen?
Gaarne zou ik in staat zijn mijn gehele ziel aan u te geven in een taal die bewondering oogst of verbazing bewerkstelligt. Maar ik kan en zal nooit schrijven als een oude, of modernere, literaire meester. Ik pretendeer niet de kunst te beoefenen van de Multatuli’s, de Couperussen, en zelfs de Reves. Nooit zal ik mij publiekelijk blootgeven met een vaardigheid die ik niet beheers en aldus het gevaar lopen bespot en veracht te worden.
Schreef niet Eduard Douwes Dekker zelf, via het personage van Batavus Droogstoppel, makelaar in koffie en wonende op de Lauriergracht no. 37, dat een ‘schrijver ijdel is als… een man’? Wanneer men zijn schrijfsels bekritiseert, voelt hij zich in het diepst van zijn hart gekrenkt . Hij zal het zich geenszins laten aanleunen en u altoos negeren, dan wel in toorn ontsteken en u menig onaangename gesteldheid toewensen. In de gunstigste situatie zal hij u als incompetent en onkundig beschouwen en u wellicht deze ignorantie vergeven.
Wanneer ge echter blijk geeft van waardering, ja zelfs dankbaarheid, voor de penne(n)roerselen der auteur, zal hij u in datzelfde hart voor immer sluiten en hebt ge in hem een vriend voor het leven.

Volgende keer W.F. Hermans…

Levensverhalen – boekenweekthema 2011

Het thema van de boekenweek (16 t/m 26 maart) dit jaar is Curriculum Vitae – Geschreven portretten, een onderwerp dat steeds populairder lijkt te worden en waarmee ook ik bezig ben. Een van mijn activiteiten, naast vertalen, is het schrijven van persoonlijke verhalen, voor personen, families of bedrijven. Op Ons Verhaal deel ik mijn eigen herinneringen en bied ik aan mensen te helpen hun verhaal op papier te zetten.

Foto's: eigen archief

Naast de interesse in andermans levensverhaal, heb ik ook in mijn eigen familie boeiende verhalen. Momenteel werk ik aan de biografie van mijn vader, een man met een bewogen vakbondsleven. Het zou mooi geweest zijn als ik dat boek dit jaar voor de boekenweek had kunnen afmaken, maar iedereen begrijpt dat een boek zich niet vanzelf schrijft. Het schrijven van een boek kost veel tijd als je in die kostbare tijd ook nog een redelijk belegde boterham wilt verdienen. En zeker als je er nog veel research voor moet doen.
Om meer tijd te kunnen steken in het onderzoek voor en het schrijven van mijn boek, zou ik eigenlijk op zoek moeten naar een sponsor (concrete tips zijn welkom); misschien is die te vinden in de wereld van de vakbond.

Een tijdje geleden ben ik begonnen me te verdiepen in de theorieën en praktijken van de biograaf. Ik heb een leuke ontmoeting gehad met Gean Ockels, die over haar vader Wubbo een boeiend boek heeft geschreven, en ik ben nog op zoek naar een mogelijkheid om contact te krijgen met Annejet van der Zijl, een van mijn favoriete biografen.

Intussen heb ik een paar goede, en minder goede, boeken gelezen, waarin ik nuttige dingen tegenkwam: heel praktische zaken zoals archieven die je kunt raadplegen en relevante websites, maar ook tips over hoe om te gaan met emotionele zaken en hoe daarvan afstand te nemen.

Boeken over het schrijven van levensverhalen:

Boeiende levensverhalen:

Zelf schreef ik twee reisverhalen, Het masker van Thanaka en het vervolg Mijn huis in Mandalay (beide over Birma/Myanmar), en een ondernemersboek voor vertalers en schrijvers Vertaler in ondernemersland.

Heb je nog goede leestips rond het boekenweekthema? Laat het even weten.