Uitgevers, vertalers en schrijvers opgelet!
Op La république des livres, de blog van journalist en schrijver Pierre Assouline, las ik een stuk over de situatie van literair vertalers in Frankrijk. Een artikel dat zeker ook van toepassing is op de Nederlandse situatie.
Mijn vertaling van Les traducteurs doivent sortir de l’ombre:
Vertalers (literair vertalers; cb) moeten uit de schaduw treden
Gelukkig als vertaler in Frankrijk? In Europa in ieder geval het minst ongelukkig. Net als Madame de Staël kan de vertaler zeggen dat hij teleurgesteld is als hij naar zichzelf kijkt en blij als hij zich vergelijkt met de ander. Maar dit gevoel is niet langer voldoende, want sinds een paar jaar is, tegelijk met de ontwikkeling van zijn professionele omgeving, zijn situatie slechter geworden.
Aan de ene kant zagen we bij de uitgevers een groei op verschillende vlakken: de omzet en, in mindere mate, de salarissen zijn gestegen; op het gebied van buitenlandse literatuur zijn het aantal vertalingen, de diversiteit aan talen waarin vertaald is en het aantal series toegenomen. Aan de andere kant zagen we bij de vertalers een drastische verandering op nog veel meer vlakken waardoor, terwijl het vakgebied steeds verder professionaliseerde, het beroep op de tocht is komen te staan. Zeker, de bezetting is vervrouwelijkt en verjongd, en er zijn gespecialiseerde opleidingen waarmee na een masters en een stage een vaste aanstelling in het verschiet ligt. Maar tegelijkertijd wordt het vak geconfronteerd met, in de uitgeverswereld, een buitensporige concentratie aan Engelstalige uitgaven, verkorting van de levertijden, het outsourcen van diensten, generalisering van de vaste boekenprijs en steeds meer onzekerheid in afrekening en verantwoording. Zijn inkomsten zijn gedaald, zijn koopkracht is ingestort. Zij is verarmd, kwetsbaarder in haar onderhandelingen, ondergewaardeerd in haar status en ziet zichzelf in waarde gedaald. Maar de uitgeverswereld gedraagt zich, naar de beroemde formule van Paul Valéry die binnen de activiteit van het vertalen wijst op de gave van het “creëren van schaamte grenzend aan schoonheid”, alsof hij alleen wil vasthouden aan de schoonheid, terwijl de vertalers steeds vaker in schaamte achterblijven. Niets is voor hen belangrijker dan het verdedigen van hun onafhankelijkheid; kun je je een schrijver in loondienst voorstellen? Velen van hen waren onderwijzer. De beweging van vandaag is de moed hebben te leven van het vak van literair vertaler. Niemand ziet de aanspraak op iets wat vanzelfsprekend zou moeten zijn als extravagant.
Twee jaar geleden vroeg Benoît Yvert, die toen aan het hoofd stond van het Centre National du Livre (CNL), mij om een overzicht van de materiële, en dus morele, situatie van de vertaler in Frankrijk. Niet om de voorrechten te verdedigen, maar om de rechten te doen naleven (zie rapport van Alain Beuve-Méry). Mijn onderzoek, dat was gericht op ‘l’intraduction’, het vertalen van een vreemde taal naar het Frans, en op de literaire uitgave in brede zin (fictie, documenten, theater, enz.), werd in maart overhandigd aan Jean-François Colosimo, Yverts opvolger, net op tijd om onderwerp te worden van een (levendig) debat tussen vertalers en uitgevers tijdens de Salon du livre in Parijs. Het rapport is sinds kort in zijn geheel online in te zien op de site van het CNL, dat het een dezer dagen in eigen beheer zal uitgeven. Met een niet-commerciële oplage van 3000 exemplaren zal dit boekje gratis worden verstuurd aan uitgevers, literair managers, leden van de ATLF en de SFT, en aan iedereen die het aanvraagt.
De conclusie: De professionele literair vertaler zou graag willen dat zijn werk meer werd erkend. Hij is niet op zoek naar bevestiging, maar naar erkenning van zijn verdiensten. Hij zit echter klem tussen frustratie en paradox. Enerzijds is er het bittere besef dat een academicus die, steunend op zijn materiële positie, slechts incidenteel vertaalt een des te groter aanzien geniet. Anderzijds heeft hij, omdat dat de norm is binnen zijn beroep, zichzelf lange tijd wijsgemaakt dat hoe onzichtbaarder hij zich maakt, des te luider zijn werk wordt bejubeld. Voor verandering is politieke wil nodig, uiteraard in de breedste betekenis van het woord:
1. De uitgevers, de eerste beslissingsbevoegden, doen inzien dat ze alles te winnen hebben bij het ondersteunen van de professionaliteit van de vertalers, met de logica die ze zelf hanteerden bij het ondersteunen van de onafhankelijke boekhandels. Dat is een daadkrachtige volgende stap die het CNL zou moeten stimuleren.
2. Het vaststellen van een geleidelijke verandering in houding ten opzichte van de makers/tussenpersonen/co-schrijvers, die sinds een paar jaar ook bevestiging vinden in de ideeënwereld. Deze trend kan worden aangemoedigd door een aantal sterke signalen: vermelding van de naam van de vertaler op de omslag van het boek, deelname van vertalers aan de mediadebatten zodra er buitenlandse literatuur in het spel is, rehabilitatie van het vak door openlijk en permanent te lobbyen (vooral op radio en televisie), overal waar het wordt vergeten of verwaarloosd.
3. Zichtbaarheid teruggeven aan hen wie de heersende opinie lange tijd in onzichtbaarheid heeft willen hullen. Zonder arrogantie, zonder triomfalisme, maar met de stille overtuiging dat een vertaler ook een schrijver is. Niet in plaats van de auteur, maar ernaast, want zonder het werk van de een blijft het werk van de ander ontoegankelijk voor de lezer. Omdat ze onlosmakelijk verbonden zijn, wordt het tijd ze te verbinden in de ogen van de massa en het idee omver te werpen dat het een schaduwberoep zou zijn, dat men uitoefent “uit liefde en misschien ook vanuit een roeping”. We hoeven uiteindelijk alleen nog maar te besluiten dat die schaduw niet onvermijdelijk is.
De rest is uitgebreider te lezen in het rapport, met name een aantal voorstellen om te komen tot een brede online portal om iedereen samen te brengen die te maken heeft met vertalingen of het beroep van vertaler. Het voornaamste doel ervan is nu al bereikt: op 15 september is er een ontmoeting tussen het Franse Syndicat national de l’Edition en de vertalersverenigingen, onder leiding van het CNL en op hun hoofdkantoor, om de zaken op gang te helpen. De partijen hadden achttien jaar lang niet met elkaar gesproken.
Het volledige stuk (met de vele reacties) in het Frans kun je hier lezen.