Fijn dat ik me ongelukkig voel

Hoewel ik de laatste tijd niet zo lekker in mijn vel zit (sommigen weten dat dit een understatement is, maar ik zal er hier niet over uitweiden; laten we het voor het gemak maar even houden op een hormonale kwestie), merk ik dat het me stof tot schrijven geeft, inspiratie zo je wilt, wat dan wel weer een greintje goed gevoel geeft (wat een alliteratie!).

Oorzaak en gevolg?

Het is alom bekend dat goede schrijvers hun inspiratie halen uit de ellende die ze in hun eigen leven ervaren. Of is dat een mythe? Zijn er goede schrijvers die een perfecte jeugd hebben gehad, nooit hebben gehoord van liefdesverdriet of niet ooit iets te vaak naar de drank hebben gegrepen uit eenzaamheid? Of zou het andersom zijn? Zijn schrijvers zo verwikkeld geraakt in hun wereld van gecompliceerde personages en niet-bestaande conflicten dat ze zijn gaan geloven in hun eigen verhalen? Hebben ze door hun afzondering tijdens het schrijven misschien de zin voor de realiteit verloren? Of wellicht is hun leven zo saai, dat ze besloten hebben hun eigen verhalen te gaan beleven om te voelen dat ze leven.

Getergde auteurs

sighEr waren en zijn veel gekwelde schrijvers, getraumatiseerd, depressief, verslaafd aan drank, drugs of de liefde. Hemingway (depressief), Virginia Woolf (seksueel misbruikt en last van zenuwinzinkingen), George Sand (eenzame kindertijd, uitgehuwelijkt en ontsnapt aan de druk van haar familie) en dichter bij huis Gerard Reve (psychische problemen en zelfmoordpoging) en Maarten van Buren (leeft nog en schreef een boek over zijn depressie: Kikker gaat fietsen – over het leed dat leven heet); ze hadden of hebben allemaal problemen.

Philip Roth adviseerde ooit een jonge schrijver: “Als ik jou was zou ik stoppen nu het nog kan. Echt. Het is een vreselijke wereld. Gewoon een martelgang. Vreselijk. Je schrijft en schrijft en je moet bijna alles weggooien omdat het gewoon niet goed is. Ik zou zeggen: stop nu. Dit wil je jezelf niet aandoen. Dat is mijn advies voor jou.”

Perfectionisme

Soms is het inderdaad frustrerend: je vindt jezelf nooit goed genoeg. Hoe klein je publiek ook is, al schrijf je slechts voor jezelf, je wilt het goed doen, een staat van perfectie bereiken, die je nooit zult halen. Je familie zal het mooi vinden, je vrienden ook, en misschien gaat de reikwijdte van je blog, columns, roman of zelfs memoires nog verder, maar voor jou is het nooit af, nooit goed genoeg. Misschien ligt daar wel de pijn van de schrijver: nooit op papier krijgen wat er werkelijk in je hoofd zit.

Ondertussen heeft mijn ‘leed dat leven heet’ mij wel weer aan het schrijven gebracht en komt er door een oude bekende die mijn verleden komt oprakelen meer naar boven dan ik binnen kan houden. Wordt vervolgd, dus…

Vertalers moeten uit de schaduw treden

Uitgevers, vertalers en schrijvers opgelet!

Op La république des livres,  de blog van journalist en schrijver Pierre Assouline, las ik een stuk over de situatie van literair vertalers in Frankrijk. Een in-the-spotlight_NadeemChughtaiartikel dat zeker ook van toepassing is op de Nederlandse situatie.

Mijn vertaling van Les traducteurs doivent sortir de l’ombre:

 

Vertalers (literair vertalers; cb) moeten uit de schaduw treden

Gelukkig als vertaler in Frankrijk? In Europa in ieder geval het minst ongelukkig. Net als Madame de Staël kan de vertaler zeggen dat hij teleurgesteld is als hij naar zichzelf kijkt en blij als hij zich vergelijkt met de ander. Maar dit gevoel is niet langer voldoende, want sinds een paar jaar is, tegelijk met de ontwikkeling van zijn professionele omgeving, zijn situatie slechter geworden.

Aan de ene kant zagen we bij de uitgevers een groei op verschillende vlakken: de omzet en, in mindere mate, de salarissen zijn gestegen; op het gebied van buitenlandse literatuur zijn het aantal vertalingen, de diversiteit aan talen waarin vertaald is en het aantal series toegenomen. Aan de andere kant zagen we bij de vertalers een drastische verandering op nog veel meer vlakken waardoor, terwijl het vakgebied steeds verder professionaliseerde, het beroep op de tocht is komen te staan. Zeker, de bezetting is vervrouwelijkt en verjongd, en er zijn gespecialiseerde opleidingen waarmee na een masters en een stage een vaste aanstelling in het verschiet ligt. Maar tegelijkertijd wordt het vak geconfronteerd met, in de uitgeverswereld, een buitensporige concentratie aan Engelstalige uitgaven, verkorting van de levertijden, het outsourcen van diensten, generalisering van de vaste boekenprijs en steeds meer onzekerheid in afrekening en verantwoording. Zijn inkomsten zijn gedaald, zijn koopkracht is ingestort. Zij is verarmd, kwetsbaarder in haar onderhandelingen, ondergewaardeerd in haar status en ziet zichzelf in waarde gedaald. Maar de uitgeverswereld gedraagt zich, naar de beroemde formule van Paul Valéry die binnen de activiteit van het vertalen wijst op de gave van het “creëren van schaamte grenzend aan schoonheid”, alsof hij alleen wil vasthouden aan de schoonheid, terwijl de vertalers steeds vaker in schaamte achterblijven. Niets is voor hen belangrijker dan het verdedigen van hun onafhankelijkheid; kun je je een schrijver in loondienst voorstellen? Velen van hen waren onderwijzer. De beweging van vandaag is de moed hebben te leven van het vak van literair vertaler. Niemand ziet de aanspraak op iets wat vanzelfsprekend zou moeten zijn als extravagant.

Twee jaar geleden vroeg Benoît Yvert, die toen aan het hoofd stond van het Centre National du Livre (CNL), mij om een overzicht van de materiële, en dus morele, situatie van de vertaler in Frankrijk. Niet om de voorrechten te verdedigen, maar om de rechten te doen naleven (zie rapport van Alain Beuve-Méry). Mijn onderzoek, dat was gericht op ‘l’intraduction’, het vertalen van een vreemde taal naar het Frans, en op de literaire uitgave in brede zin (fictie, documenten, theater, enz.), werd in maart overhandigd aan Jean-François Colosimo, Yverts opvolger, net op tijd om onderwerp te worden van een (levendig) debat tussen vertalers en uitgevers tijdens de Salon du livre in Parijs. Het rapport is sinds kort in zijn geheel online in te zien op de site van het CNL, dat het een dezer dagen in eigen beheer zal uitgeven. Met een niet-commerciële oplage van 3000 exemplaren zal dit boekje gratis worden verstuurd aan uitgevers, literair managers, leden van de ATLF en de SFT, en aan iedereen die het aanvraagt.

De conclusie: De professionele literair vertaler zou graag willen dat zijn werk meer werd erkend. Hij is niet op zoek naar bevestiging, maar naar erkenning van zijn verdiensten. Hij zit echter klem tussen frustratie en paradox. Enerzijds is er het bittere besef dat een academicus die, steunend op zijn materiële positie, slechts incidenteel vertaalt een des te groter aanzien geniet. Anderzijds heeft hij, omdat dat de norm is binnen zijn beroep, zichzelf lange tijd wijsgemaakt dat hoe onzichtbaarder hij zich maakt, des te luider zijn werk wordt bejubeld. Voor verandering is politieke wil nodig, uiteraard in de breedste betekenis van het woord:

1. De uitgevers, de eerste beslissingsbevoegden, doen inzien dat ze alles te winnen hebben bij het ondersteunen van de professionaliteit van de vertalers, met de logica die ze zelf hanteerden bij het ondersteunen van de onafhankelijke boekhandels. Dat is een daadkrachtige volgende stap die het CNL zou moeten stimuleren.

2. Het vaststellen van een geleidelijke verandering in houding ten opzichte van de makers/tussenpersonen/co-schrijvers, die sinds een paar jaar ook bevestiging vinden in de ideeënwereld. Deze trend kan worden aangemoedigd door een aantal sterke signalen: vermelding van de naam van de vertaler op de omslag van het boek, deelname van vertalers aan de mediadebatten zodra er buitenlandse literatuur in het spel is, rehabilitatie van het vak door openlijk en permanent te lobbyen (vooral op radio en televisie), overal waar het wordt vergeten of verwaarloosd.

3. Zichtbaarheid teruggeven aan hen wie de heersende opinie lange tijd in onzichtbaarheid heeft willen hullen. Zonder arrogantie, zonder triomfalisme, maar met de stille overtuiging dat een vertaler ook een schrijver is. Niet in plaats van de auteur, maar ernaast, want zonder het werk van de een blijft het werk van de ander ontoegankelijk voor de lezer. Omdat ze onlosmakelijk verbonden zijn, wordt het tijd ze te verbinden in de ogen van de massa en het idee omver te werpen dat het een schaduwberoep zou zijn, dat men uitoefent “uit liefde en misschien ook vanuit een roeping”. We hoeven uiteindelijk alleen nog maar te besluiten dat die schaduw niet onvermijdelijk is.

De rest is uitgebreider te lezen in het rapport, met name een aantal voorstellen om te komen tot een brede online portal om iedereen samen te brengen die te maken heeft met vertalingen of het beroep van vertaler. Het voornaamste doel ervan is nu al bereikt: op 15 september is er een ontmoeting tussen het Franse Syndicat national de l’Edition en de vertalersverenigingen, onder leiding van het CNL en op hun hoofdkantoor, om de zaken op gang te helpen. De partijen hadden achttien jaar lang niet met elkaar gesproken.

Het volledige stuk (met de vele reacties) in het Frans kun je hier lezen.

Schrijven als W.F. Hermans

Stijloefening in de geest van de grote schrijvers

Hier is, met het oog op de boekenweek, het vervolg op mijn stukje als vrije schrijver in de stijl van Max Havelaar. Vandaag bied ik jullie mijn interpretatie van een van W.F. Hermans’ bekendste romans, Nooit meer slapen.

Nooit meer roken (naar Nooit meer slapen van W.F. Hermans)

De zon staat recht boven me. Slaat me op mijn kop. In mijn nek. Stomme sigaretten. Ik was gestopt. Waarom begon ik weer? Ik wilde reizen. Actie. Avontuur. Niet roken.
Mijn vrienden lopen ver voor me. Zijn ze nog vrienden? Allemaal betere klimmers dan ik. Stuk voor stuk niet-rokers. Ik wil gaan zitten. Liggen. Niet meer opstaan. Hier blijven. In de Andes worden achtergelaten. Laat mij maar. Ik wil niemand ophouden. foto: Cora Bastiaansen
Halverwege naar de top staat een houten hutje met een bank. Ik sleep mij erheen en plof neer op de plek die onmiddellijk voor mij wordt vrijgemaakt. Daar heb je haar eindelijk. Arme ziel. Nou, eigen schuld eigenlijk. Maak maar wat ruimte. Als ik zit, barst ik in huilen uit. Bah, dat mocht niet. Geen zwakheid tonen. Je hebt dit zelf gewild. Je doet het jezelf aan. En de rest.

4000 meter. Toch is er weer lucht. Ik kom langzaam tot leven en haal mijn rugzak leeg: fles met een bodempje water, drop, afvalzakjes, rol wc-papier, rood etui met wit kruis, aansteker, sigaretten. Zal ik… Nee! Water moet je hebben. Zou Judith… Durf ik…

De middag kruipt voorbij, de zon lijkt steeds hoger te staan. Het is alsof hij zich verwijdert van de bergtoppen om zich niet te prikken aan de scherpe punten. Het is warmer dan ik had verwacht. Mooier ook. Een spectaculair stilleven, hartveroverend maar ook wreed. Langs het ruwe bruin en grijs zweeft een condor, de heilige vogel van de Inca’s. Zijn vleugels draaien zoekend naar de warme lucht. Hoe laat zou het hier donker worden? Zouden de reuzen om ons heen het licht al vroeg opslokken?
Nog een uurtje lopen, wordt me gezegd als om te troosten, dan zijn we bij onze slaapplaats. Wat zullen ze blij zijn dat ze me niet meer op sleeptouw hoeven te nemen. Het blok aan de benen, kortademig, futloos.

Wiña Wayna bereikt. Een bed uitgezocht. Met vijftien onbekenden op een zaal. Geen plekje om me te verschuilen, behalve in de duisternis, die nu snel valt. Zou ik hier mogen roken?

Schrijven als Multatuli

Stijloefening in de geest van de grote schrijvers.

In het kader van de boekenweek wil ik jullie trakteren op een aardig stukje of twee (enige zelfspot is mij niet vreemd). De boekenweek draait om al dan niet lezende lezers – ik heb eens gehoord dat er meer boeken worden verkocht dan daadwerkelijk gelezen, dat er werkelijk mensen zijn die alleen boeken hebben als opvulling van de boekenkast en om intellectueel over te komen – en al dan niet gelezen schrijvers. Op internet, in een reactie van een jaar geleden, las ik dat er ruim 200 levende Nederlandse schrijvers zijn die gepubliceerd hebben met een ISBN-nummer. Dat lijkt weinig, maar veel manuscripten worden nooit uitgegeven en veel mensen schrijven alleen voor zichzelf of hun directe omgeving. In eigen beheer uitgeven wordt steeds eenvoudiger en goedkoper, en ook dat levert veel (minder gelezen) literatuur en lectuur op.

In de opleiding Literair Vertalen, die ik vorig jaar afrondde, zaten ook lessen Nederlands, want het geeft natuurlijk geen pas als je vertaalde tekst vol fouten zit. Een paar spelling- of grammaticafouten kan een redacteur er nog wel uithalen, maar een goede vertaler is ook een goede taalkundige (klinkt logisch, maar er zijn veel amateurvertalers die hun eigen taal slecht beheersen). En ook stijlfouten zijn ongewenst. Max Havelaar
Een oefening die we tijdens die lessen af en toe kregen, was het schrijven in de stijl van een grote Nederlandse schrijver, zoals Multatuli, Hermans of Couperus. Vandaag hier mijn interpretatie van Multatuli’s Max Havelaar.

Schrijven gelijk ener schrijver (naar Max Havelaar van Multatuli)

Er is mij gevraagd, waarde lezer, een tekst te produceren die enige gelijkenis vertoont met de woordkunsten van de befaamde schrijver Multatuli. Dit brengt mij tot een beschouwing van het nut van zulk een stijl, want hadden niet verscheidene mijner docenten erop gewezen dat gij, lezer, de voorkeur geeft aan literatuur in een voor u genoeglijk leesbare trant? Is mij niet op het hart gedrukt dat heden ten dage lagere registers geprefereerd worden boven hogere? En had niet iemand mij medegedeeld dat jonge lieden een boekwerk met archaïsche teksten al ras terzijde leggen?
Gaarne zou ik in staat zijn mijn gehele ziel aan u te geven in een taal die bewondering oogst of verbazing bewerkstelligt. Maar ik kan en zal nooit schrijven als een oude, of modernere, literaire meester. Ik pretendeer niet de kunst te beoefenen van de Multatuli’s, de Couperussen, en zelfs de Reves. Nooit zal ik mij publiekelijk blootgeven met een vaardigheid die ik niet beheers en aldus het gevaar lopen bespot en veracht te worden.
Schreef niet Eduard Douwes Dekker zelf, via het personage van Batavus Droogstoppel, makelaar in koffie en wonende op de Lauriergracht no. 37, dat een ‘schrijver ijdel is als… een man’? Wanneer men zijn schrijfsels bekritiseert, voelt hij zich in het diepst van zijn hart gekrenkt . Hij zal het zich geenszins laten aanleunen en u altoos negeren, dan wel in toorn ontsteken en u menig onaangename gesteldheid toewensen. In de gunstigste situatie zal hij u als incompetent en onkundig beschouwen en u wellicht deze ignorantie vergeven.
Wanneer ge echter blijk geeft van waardering, ja zelfs dankbaarheid, voor de penne(n)roerselen der auteur, zal hij u in datzelfde hart voor immer sluiten en hebt ge in hem een vriend voor het leven.

Volgende keer W.F. Hermans…

Levensverhalen – boekenweekthema 2011

Het thema van de boekenweek (16 t/m 26 maart) dit jaar is Curriculum Vitae – Geschreven portretten, een onderwerp dat steeds populairder lijkt te worden en waarmee ook ik bezig ben. Een van mijn activiteiten, naast vertalen, is het schrijven van persoonlijke verhalen, voor personen, families of bedrijven. Op Ons Verhaal deel ik mijn eigen herinneringen en bied ik aan mensen te helpen hun verhaal op papier te zetten.

Foto's: eigen archief

Naast de interesse in andermans levensverhaal, heb ik ook in mijn eigen familie boeiende verhalen. Momenteel werk ik aan de biografie van mijn vader, een man met een bewogen vakbondsleven. Het zou mooi geweest zijn als ik dat boek dit jaar voor de boekenweek had kunnen afmaken, maar iedereen begrijpt dat een boek zich niet vanzelf schrijft. Het schrijven van een boek kost veel tijd als je in die kostbare tijd ook nog een redelijk belegde boterham wilt verdienen. En zeker als je er nog veel research voor moet doen.
Om meer tijd te kunnen steken in het onderzoek voor en het schrijven van mijn boek, zou ik eigenlijk op zoek moeten naar een sponsor (concrete tips zijn welkom); misschien is die te vinden in de wereld van de vakbond.

Een tijdje geleden ben ik begonnen me te verdiepen in de theorieën en praktijken van de biograaf. Ik heb een leuke ontmoeting gehad met Gean Ockels, die over haar vader Wubbo een boeiend boek heeft geschreven, en ik ben nog op zoek naar een mogelijkheid om contact te krijgen met Annejet van der Zijl, een van mijn favoriete biografen.

Intussen heb ik een paar goede, en minder goede, boeken gelezen, waarin ik nuttige dingen tegenkwam: heel praktische zaken zoals archieven die je kunt raadplegen en relevante websites, maar ook tips over hoe om te gaan met emotionele zaken en hoe daarvan afstand te nemen.

Boeken over het schrijven van levensverhalen:

Boeiende levensverhalen:

Zelf schreef ik twee reisverhalen, Het masker van Thanaka en het vervolg Mijn huis in Mandalay (beide over Birma/Myanmar), en een ondernemersboek voor vertalers en schrijvers Vertaler in ondernemersland.

Heb je nog goede leestips rond het boekenweekthema? Laat het even weten.